Inleiding voor ouders
Een onderzoek in een ziekenhuis kan een ingrijpende gebeurtenis zijn. Wij vinden het belangrijk u en uw kind hierbij goed te begeleiden. Uw kind voelt zich misschien niet goed of heeft zelfs pijn. Het krijgt te maken met verschillende behandelaars en allerlei medische termen.
Deze informatie is bedoeld om uw kind voor te bereiden op het onderzoek. Maar ook om ú te informeren over wat er gaat gebeuren. Begrijpelijke informatie is van groot belang. Als je weet wat je te wachten staat, geeft dat een gevoel van zekerheid en vertrouwen.
Een deel van de voorlichting gebeurt in het ziekenhuis. De arts bespreekt de volgende zaken met u, en als het mogelijk is ook met uw kind:
- Waarom uw kind dit onderzoek krijgt
- Hoe we dit onderzoek doen
Thuis stellen kinderen vaak meer vragen dan in het ziekenhuis. Uw kind vertrouwt u. Daarom kunt u het beste uitleggen wat er gaat gebeuren. Deze informatie helpt u daarbij. U weet het best welke informatie uw kind begrijpt en emotioneel kan verwerken.
Lees de informatie éérst zelf. Zorg dat u goed weet wat er gaat gebeuren. U kunt de tekst daarna voorlezen of in uw eigen woorden navertellen. Of uw kind leest de tekst zelfstandig. Bespreek in elk geval samen of alles duidelijk is.
Verderop in deze tekst staat hoe u uw kind kunt voorbereiden en begeleiden bij het onderzoek.
WGBO-informatie voor jongeren vanaf 12 jaar
Een onderzoek in het ziekenhuis kan vervelend zijn. Je krijgt te maken met verschillende artsen, assistenten en verpleegkundigen. Je hoort ook allerlei medische termen. Wij willen je zo goed mogelijk voorbereiden op het onderzoek. Lees daarom deze folder goed door. Als je weet wat er gaat gebeuren, ben je meestal minder zenuwachtig. Je ouders lezen deze folder ook. Vraag of ze kunnen uitleggen wat je niet snapt.
Wie beslist: jij, je ouders of samen?
Wat is het beste voor je als je ziek bent? Wie beslist dat eigenlijk? Moet er rekening gehouden worden met jouw mening? Dat staat in een speciale wet: de Wet op de Geneeskundige BehandelingsOvereenkomst (WGBO).
Ben je ouder dan 12 jaar
Dan moet de dokter ook aan jou vragen of je het goed vindt wat hij gaat doen. Jij en je ouders moeten allebei toestemming geven. Maar als jij het niet eens bent met je ouders? Hoe gaat het dan? Ook dat staat in deze wet. Lees er meer over op www.jadokterneedokter.nl
Ben je ouder dan 16 jaar
Dan beslis je zelf. Dan is alleen jouw toestemming nodig. Maar moet de arts dan wel informatie over de behandeling geven aan je ouders? Lees er meer over op www.jadokterneedokter.nl
Tips
- Neem iemand mee naar het ziekenhuis. Je vader, moeder of iemand anders die je vertrouwt.
- Praat met je ouders, broers, zussen, vrienden en vriendinnen over wat er gaat gebeuren in het ziekenhuis.
- Schrijf je vragen op, dan vergeet je ze niet. Bij je volgende bezoek aan het ziekenhuis kun je ze stellen.
- Meer weten? Kijk op www.opeigenbenen.nu
Binnenkort kom je naar het ziekenhuis voor een onderzoek: een inspanningsprovocatietest. Dat is een onderzoek waarbij de dokter onderzoekt hoe jouw longen werken als je je inspant.
Inspanningsprovocatietest bestaat uit drie woorden.
- Inspanning betekent: het gebruiken van je krachten, dat kost veel energie.
- Provocatie betekent uitlokken, prikkelen tot een reactie.
- Test is hetzelfde als een onderzoek.
Bij een inspanningsprovocatietest moet je eerst heel actief zijn. De dokter kijkt wat er dan gebeurt in jouw lichaam (vooral in je longen).
Het onderzoek duurt ongeveer 30 tot 40 minuten.
Dit onderzoek doet geen pijn. Het kan wel zijn dat je het benauwd krijgt, omdat je je moet inspannen. Als dit zo is, krijg je een medicijn: een luchtwegverwijder.
Er mag iemand bij je blijven tijdens het onderzoek. Je vader, moeder, of iemand anders die je graag bij je hebt.
Voor de inspanningsprovocatietest kom je naar de functieafdeling Longziekten.
Locatie WKZ – 1e verdieping – receptie 5
De test bestaat uit:
- Blazen: Je moet zo hard en lang mogelijk in een mondstuk blazen. Dat lijkt op een mondstuk van een snorkel bij het duiken. Het is aangesloten op een computer. We meten dan hoe krachtig jouw longen werken. Dit noemen we jouw longfunctie.
- Lopen: Je loopt op een loopband.
- Nog een keer blazen: Hierna blaas je nog een aantal keren in het mondstuk. De computer meet dan wat er met je ademhaling gebeurt.
Je longen
Ademen met je longen
Iedereen heeft twee longen: ze zitten in je borst naast je hart.
Daarmee haal je adem. Je krijgt lucht binnen. In lucht zit zuurstof. Zuurstof heb je nodig om te kunnen leven. Je lichaam verbruikt de zuurstof en maakt er dan koolzuurgas van. De lucht komt binnen door je neus en mond en gaat door een grote buis en kleinere takjes naar je longen. Die grote buis noemen we de luchtpijp. De kleine takjes noemen we luchtwegen (bronchiën).
Je longen lijken wel een omgekeerde boom, de luchtpijp is de stam. Op de tekening kun je dat goed zien. Onder aan de luchtpijp zie je twee takken. Aan elke tak zit een long met verdere vertakkingen van de luchtwegen. Een long heeft aan het uiteinde van de takjes longblaasjes. Rondom elk longblaasje zit een héél dun vliesje met bloedvaatjes.
Hier stroomt je bloed doorheen. In je bloed zitten verschillende bloedcellen. De rode bloedcellen in je bloed nemen zuurstof uit je longen op. Ze brengen de zuurstof dan verder naar de rest van je lichaam. Rode bloedcellen halen ook koolzuurgas op in je lichaam. Ze geven het koolzuurgas weer terug aan je longen. Dit koolzuurgas blaas je uit als je uitademt. Je neus, mond, luchtpijp en longen samen noemen we je luchtwegen.
Voorbereiding uitklapper, klik om te openen
Wat moet je van tevoren weten?
- Meestal mag je voor een inspanningsprovocatietest gewoon eten en drinken. Maar eet niet te veel vlak van tevoren. Je moet namelijk nog hardlopen.
- Ga niet sporten of jezelf erg inspannen voordat je de inspanningsprovocatietest krijgt. De test werkt het best als je lichaam nog niet zo moe is.
- Je moet tijdens de inspanningsprovocatietest hardlopen op een loopband. Neem daarom goede (sport)schoenen en als je dat wilt sportkleren mee.
- Breng eventueel iets te drinken mee voor na het hardlopen. Er is water en limonadesiroop voor je.
- Medicijnen voor je longen mag je vóór een inspanningsprovocatietest niet gebruiken:
- 8 uur van tevoren: geen kortwerkende luchtwegverwijders
- 36 uur van tevoren: geen langwerkende luchtwegverwijders
- 36 uur van tevoren: geen combinatiemedicijnen
Je ouders weten welke jij hebt. Overleg met hen voordat je iets gebruikt.
Voor ouders
Om een betrouwbaar resultaat te krijgen mag uw kind:
- 8 uur voor aanvang van het onderzoek geen kortwerkende luchtwegverwijders meer gebruiken (onder andere Ventolin®, Bricanyl®, Atrovent® en salbutamol).
- 36 uur voor aanvang van het onderzoek geen langwerkende luchtwegverwijders meer gebruiken (onder andere Serevent®, Foradil® en Oxis®). Andere medicijnen (zoals Pulmicort®, Flixotide®, Alvesco® en Qvar®) mogen gewoon gebruikt worden, tenzij uw arts anders aangeeft.
- 36 uur voor aanvang van het onderzoek geen combinatiemedicijnen meer gebruiken (onder andere Seretide® of Symbicort®).
Tijdens het onderzoek uitklapper, klik om te openen
- Je komt naar de polikliniek en meld je bij receptie 5. Als je aan de beurt bent, kun je je in de eerste behandelkamer omkleden als je dat wilt. Je doet je sportschoenen aan.
- Een longfunctieanalist, doet de inspanningsprovocatietest. Zij vertelt je steeds wat je moet doen.
- Er mag de hele tijd iemand bij je blijven. Je vader, moeder, of iemand anders die je graag bij je hebt.
- De longfunctieanalist wil eerst weten hoe het gaat als je je nog niet hebt ingespannen.
- Je gaat op een stoel naast de computer zitten.
- Je krijgt een rubberen neusklem op je neus om er voor te zorgen dat je door je mond ademt. Dit voelt een beetje strak, maar doet geen pijn. Je kunt nu niet door je neus ademen.
- Je blaast dan in een mondstuk zo lang en zo hard als je kan. Het mondstuk is aangesloten op de computer. Op een metertje kan de longfunctieanalist zien hoe goed je luchtwegen open zijn.
- Je gaat dan naar de tweede behandelkamer. Hier staat de loopband.
- Je krijgt een soort knijper met daarin een klein lampje op je vinger. Dit is een saturatiemeter en zorgt ervoor dat de longfunctieanalist kan zien hoeveel zuurstof er in je bloed zit. Ook kan zij zien hoe snel je hart klopt. Dit doet geen pijn.
- Dan ga je ongeveer 6 minuten op een loopband hardlopen met de rubberen neusklem op je neus.
- Je begint met rustig lopen. Het tempo van de loopband gaat in die 6 minuten telkens een beetje omhoog. Je moet dus steeds een beetje sneller lopen.
- Je begint op een vlakke loopband. De loopband wordt in die 6 minuten ook telkens een beetje schuiner gezet. Het lijkt dan alsof je een berg op loopt.
Het wordt dus steeds een beetje zwaarder, je moet je steeds meer inspannen. Het is de bedoeling dat je je zo inspant, dat je buiten adem bent.
- Klaar met lopen? Dan mag de saturatiemeter af.
- Na het hardlopen ga je terug naar de eerste behandelkamer.
- Hier blaas je weer een aantal keren in het mondstuk. Zo lang en zo hard als je kan:
na 1 minuut
na 3 minuten
na 5 minuten
na 7 minuten
na 10 minuten
na 20 minuten - Als je het benauwd krijgt na het hardlopen, krijg je een luchtwegverwijder. Na 15 minuten moet je dan nog een keer in het mondstuk blazen om te kijken of je benauwdheid minder is geworden.
Na het onderzoek uitklapper, klik om te openen
Als de test klaar is, mag de neusklem af. Je mag je omkleden als je wilt en je doet je gewone schoenen weer aan. Je kunt direct terug naar huis of naar de afdeling. Je mag alles doen wat je ook voor het onderzoek mocht.
De uitslag
De uitslag krijg je van de dokter die de inspanningsprovocatietest heeft aangevraagd. Dat gebeurt tijdens de eerstvolgende afspraak. De dokter bespreekt met jou en je ouders wat hij bij de test gezien heeft.
Bijwerkingen
Bij een inspanningsprovocatietest heb je geen last van bijwerkingen. Door de test krijg je er dus geen nieuwe klachten bij.
Complicaties
Zelfs als een onderzoek helemaal goed is gedaan (“volgens het boekje”), kunnen er problemen ontstaan. Zulke problemen noemen we complicaties.
Na een inspanningsprovocatietest kun je een beetje moe zijn door het hardlopen. Ook kun je het benauwd krijgen na het hardlopen. Hier krijg je dan een medicijn, een luchtwegverwijder voor.
Tips
Neem iemand mee naar het onderzoek. Hij of zij kan je helpen als je bang bent of pijn hebt. Of je aanmoedigen met lopen. Hieronder staan meer tips. Bespreek van tevoren wat jij graag wilt.
- Bedenk met je ouder een verhaal of maak vakantieplannen. Laat je ouder dat vertellen terwijl jij aan het lopen bent.
- Heb je ergens last van? Heb je pijn? Vertel dit dan altijd. Dan kijken we wat we daar aan kunnen doen.
- Gebruik je Mijn Ziekenhuispaspoort*? Zorg er dan voor dat je jouw wensen doorgeeft.
- Gebruik je Mijn Ziekenhuispaspoort* niet? Bedenk dan van tevoren wat jij wilt. Bijvoorbeeld wie er met je mee gaat. Bedenk ook alvast wat jou dan helpt. Bijvoorbeeld de minuten aftellen.
- Als je iets wilt weten of iets niet snapt, mag je het altijd vragen.
Hoe kunt u uw kind voorbereiden
Hieronder staan algemene adviezen. U kunt zelf inschatten wat bij uw kind past.
- Kies een rustig moment voor de voorbereiding. Bij voorbeeld niet vlak voor het slapen gaan. Zorg dat er tijd is voor uw kind om vragen te stellen.
- Begin bij jonge kinderen niet te vroeg met voorbereiden. Ze hebben een ander tijdsbesef dan volwassenen. Jonge kinderen leven in het ‘hier en nu’. Een paar dagen van tevoren is meestal vroeg genoeg. Zorg wel dat er voldoende tijd is om er nog eens op terug te komen. Herhaling is belangrijk. Bij oudere kinderen kunt u wat eerder beginnen.
- Laat uw kind de informatie navertellen aan uzelf of aan anderen. Zo merkt u of alles begrepen is.
- Vraag hoe uw kind tegen het onderzoek aan kijkt en hoe het zich voelt. Uw kind kan bang zijn of pijn hebben. Bespreek thuis alvast wat uw kind kan helpen. Bijvoorbeeld samen een ontspanningsoefening doen van te voren.
- Betrek de andere kinderen van het gezin bij de voorbereiding. Dan weten zij ook wat er met hun broertje of zusje gaat gebeuren.
Hoe kunt u uw kind begeleiden
Ga met uw kind mee naar het onderzoek. Of vraag een ander vertrouwd persoon dit te doen. Uw aanwezigheid geeft steun en veiligheid. U kunt voor afleiding zorgen, bespreek thuis al hoe u dat het beste kunt doen. Neem lievelingsspeelgoed, een knuffel en/ of een (voorlees)boek mee.
U mag verwachten dat tijdens het onderzoek duidelijk wordt verteld wat er gebeurt. Stel gerust vragen als u of uw kind iets niet begrijpt. Hebt u extra advies nodig voor de voorbereiding of begeleiding van uw kind? Dan kunt u contact opnemen met een pedagogisch medewerker van het WKZ, via het Secretariaat Pedagogische Zorg:
- Telefonisch: kantoordagen van 09.00 16.00 uur, 088 75 754 24
- Per mail: pedagogischspreekuur@umcutrecht.nl
- Persoonlijk: kantoordagen van 13.30 14.30 uur, 4e verdieping, richting sportdakterras, eerste deur links na de klapdeur.
Tips voor uzelf
- Blijf tijdens het onderzoek zo rustig mogelijk. Dat maakt uw kind ook rustiger.
- Richt uw aandacht op uw kind. Zorg dat uw kind er ook bij betrokken blijft als u met de arts of verpleegkundige praat. Zo geeft u uw kind de aandacht die het nodig heeft.
- Een goede voorbereiding zorgt voor minder spanning en onverwachte situaties. Toch kan uw kind zich anders gedragen dan u verwacht of gewend bent. Uw kind kan stil worden, of juist druk, of huilerig. Thuis of tijdens het onderzoek. Geef hier aandacht aan en maak maak het bespreekbaar. Uw kind voelt zich daardoor gesteund en begrepen.
Wil je meer weten?
https://www.hetwkz-kind.nl
https://www.hetwkz.nl
https://www.umcutrecht.nl
https://www.opeigenbenen.nu
Contact uitklapper, klik om te openen
Polikliniek Kinderlongziekten
De afdeling is bereikbaar van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.
Is uw kind onder behandeling in het CF-centrum en is er een probleem waarvoor u direct advies nodig hebt buiten kantooruren: 06-10880156
Als er zich tijdens de behandeling van de aandoening van uw kind situaties voordoen waarbij u direct advies nodig heeft, dan kunt u tijdens kantooruren contact opnemen met de polikliniek longziekten: 088-7554757.
Buiten kantooruren kunt u contact opnemen met uw huisarts.