Binnenkort kom je naar het ziekenhuis voor een kleine ingreep in je mond. De dokter heeft verteld wat hij gaat doen. Voor een ingreep in je mond moet je goed stilliggen. Het kan op sommige momenten ook pijnlijk of spannend zijn. We hebben dit met jullie besproken en besloten dat we het bij jou het beste onder narcose kunnen doen. Narcose wil zeggen dat je gaat “slapen” met behulp van medicijnen zodat je niets van de ingreep in je mond voelt.
De volgende ingrepen worden in deze folder beschreven:
- een (hoek)tand of een verstandskies vrijleggen
- een tandkiem transplanteren
- een (verstands)kies trekken
In deze folder staat ook een korte uitleg over de narcose.
Hoe lang de ingreep duurt, hangt af van wat de dokter gaat doen.
Na de ingreep kan je pijn hebben in je mond. We geven je medicijnen tegen de pijn.
Je vader, moeder, of iemand anders die je graag bij je hebt, mogen bij je blijven. Alleen niet tijdens de ingreep. Maar dat merk je niet, omdat je dan onder narcose bent.
Je wordt opgenomen op de dagbehandeling.
Je mond
Je mond bestaat uit verschillende onderdelen:
- Je lippen: die zitten aan de buitenkant. Hiermee doe je je mond dicht. De lippen spelen een belangrijke rol bij het praten. De huid van de lippen is dun en gevoelig.
- Je kaken: je hebt een onder- en een bovenkaak. Ze zijn een onderdeel van de schedel (de botten van je hoofd). De onderkaak kan bewegen. Hierdoor kun je praten en kauwen.
- Het harde gehemelte: dat is de scheidingswand tussen je mondholte en je neusholte. Het zit vooraan in je mond. Doordat er een harde laag onder zit, voelt het stevig aan.
- Het zachte gehemelte: dat zit meer achterin je mond. Hier zit geen harde laag onder. Het zachte gehemelte is belangrijk om te slikken en te praten.
- Je tong: is belangrijk bij praten, kauwen, slikken, proeven en schoonhouden van het gebit. De tong bestaat uit een aantal spieren. Daarom kun je je tong goed bewegen. Onder je tong zit het tongriempje.
- Je gebit: Je tanden en kiezen bij elkaar noemen we je gebit. Je tanden en kiezen zitten vast in je onder- of bovenkaak. Het gedeelte van je tand of kies dat in de kaak zit, noemen we de wortel. Met je gebit kan je bijten en kauwen. Ook is je gebit belangrijk voor het spreken.
Je gebit vormt zich in verschillende stappen (ontwikkeling):
- Je eerste tanden krijg je in de periode dat je 1 en 2 jaar bent. Dit is het melkgebit.
- Rond je 5e jaar komen al je blijvende kiezen door achter de melkkiezen.
- Als je ongeveer 6 bent, ga je wisselen. Je melkgebit valt dan tand voor tand uit. Je krijgt in plaats daarvan je volwassen gebit (grote mensen tanden).
- Ezelsbrug: Op je 8e jaar behoren 8 snijtanden te zijn gewisseld.
- Als je 16 jaar of ouder bent heb je bij elkaar 32 tanden en kiezen.
De ingreep, wat is er aan de hand en wat kan de dokter doen?
Er is een probleem met je (hoek)tand of (verstands)kies. Hiervoor is geen ruimte genoeg of deze komt niet goed door.
Je kunt hierdoor last hebben van een of meer problemen:
- Ontsteking van het tandvlees en bot om de kies of tand heen.
- De (verstands)kies drukt tegen de kies ernaast. Deze kan dan beschadigen.
- Vorming van cysten rond de tand of kies (een cyste is een holte met vocht, die langzaam groter wordt en soms kan ontsteken).
- Ruimtegebrek bij de snijtanden.
- Als de kiezen diep in de onderkaak liggen, vormen ze een zwakke plek (vergelijkbaar met een knoest in een plank). Bij een klap kan dan een kaakbreuk ontstaan.
- Het tandvlees rond de tand of kies is dik en pijnlijk. We noemen dat een gezwel.
De dokter kan verschillende dingen doen:
Een tand of kies vrijleggen
De dokter haalt het tandvlees of kaakbot dat de tand of kies bedekt weg. Er ontstaat zo een ‘raampje’ waardoor de dokter je tand of kies kan zien.
Daarna kan hij twee dingen doen:
- Om het ‘raampje’ open te houden, doet de dokter er een wondverband in. Dat lijkt op stopverf of klei. Het wordt langzaam hard en kan wel drie tot vier weken blijven zitten. Na één tot drie weken valt dit er vaak vanzelf uit of je kunt het er zelf gemakkelijk uithalen. Je kunt de tand dan zien. De tand of kies zal vanzelf verder doorkomen. Om de tand of kies op de juiste plaats in de tandenrij te krijgen, moet je weer terug naar de tandarts of orthodontist.
- Hij zet een slotje (bracket) op de tand of kies in de kaak. Dit is zo’n slotje dat kinderen met een beugel hebben. Daaraan kan een draadje of kettinkje worden vastgemaakt. Hierdoor kan de orthodontist de tand dan langzaam (in enkele maanden) naar buiten trekken.
Een tandkiem transplanteren
Een tandkiem is een tand of kies die nog in de kaak zit en nog niet groot genoeg is om door te komen. Deze tandkiem kan de dokter uit de kaak nemen en op een andere plaats weer terug zetten.